Aan de Aandeelhouders
Wij hebben de eer U verslag uit te brengen over het boekjaar 1936, het zeven en veertigste
sinds de oprichting onzer vennootschap.
Alvorens daartoe over te gaan moeten wij U tot ons leedwezen in herinnering brengen
dat op 7 Augustus van dat jaar de Heer G. D. Crommelin, nadat hem in Uwe op 25 Juni daar
voor gehoudefi Buitengewone Algemeene Vergadering op de meest eervolle wijze, op zijn verzoek,
ontslag als directeur was verleend, is overleden. Op 14 September 1895 tot directeur benoemd,
heeft hij deze functie dus ruim veertig jaren met volle toewijding en ernstige plichtsbetrachting
vervuld. Zijn nagedachtenis zal bij ons in eere blijven.
In de plaats van den Heer Crommelin werd in dezelfde vergadering met ingang van
1 Juli 1936 tot directeur benoemd de Heer Mr. Dr. W. Dijckmeester, die deze benoeming heeft
aanvaard.
In de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders, gehouden den 8sten April 1936,
werd herkozen als commissaris de Heer F. W. Schaaper J.Wzn die zijn benoeming weder heeft
aangenomen.
In het Bestuur had verder geen verandering plaats.
Volgens het rooster zijn thans aan de beurt van aftreding als commissaris de Heeren
Chr. Beels en C. W. T. van Dijk, die herkiesbaar zijn.
In de geschiedenis van het hypotheekbankbedrijf zal het jaar 1936 eene opmerkelijke
plaats innemen.
Aanvankelijk scheen in den ongunstigen toestand, welke het jaar 1935 had geken
merkt, geen verbetering te verwachten. De zich voortzettende daling van de huurprijzen en de
stijging van het aanbod van woningen verscherpten integendeel de crisis in het onroerend goed;
voor pandbrieven bestond geen afzet meer; nieuwe hypothecaire leeningen werden niet ge
sloten en ook door het inmiddels in behandeling gebrachte wetsontwerp op de vaste lasten
nam de heerschende onzekerheid toe.
De intrekking van dit wetsontwerp op 4 Juli 1936 bracht daarin nog weinig ver
andering, doch het verminderde de vrees voor een verder ingrijpen van overheidswege in de op
hypotheekgebied bestaande rechtsverhoudingen.
3