Mijne Heeren
Wij hebben de eer U verslag uit te brengen over het boekjaar 1923, het vier en dertigste
sinds onze vestiging.
In de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders, gehouden den 10 April 1923, werden
herkozen als Commissarissen de Heeren J. W. SCHAAPER en C. DE RUIJTER Jr., welke heeren
hun mandaat weder hebben aanvaard. De Heer SCHAAPER werd door Commissarissen weder
herbenoemd als lid van den Raad van Toezicht en als Voorzitter van het College van Commissarissen.
In diezelfde vergadering werd het bedrag der uitloting van pandbrieven op minstens twee
procent per jaar van het telkens in omloop zijnde pandbrieven-bedrag bepaald en werd de Heer
H. B. BAAY, sedert hare oprichting aan de Bank werkzaam, aangesteld tot adjunct-directeur, welke
aanstelling in de op 19 December j.I. gehouden Buitengewone Algemeene Vergadering van Aandeel
houders werd gevolgd door zijne benoeming tot mede-directeur. In het Bestuur had verder geen
verandering plaats. In laatstgemelde vergadering werd tevens de voorgesteldê statuten-wijziging
aangenomen, op welke wijziging de Koninklijke bewilliging is aangevraagd.
Volgens het rooster zijn thans aan de beurt van aftreding als Commissaris, de Heeren
A. G. HÜISKEN en Jhr. C. G. Th. SIX, beiden herkiesbaar.
De bedrijfsresultaten van het afgeloopen jaar mogen weder gunstig worden genoemd.
In den handel in onroerende goederen hadden wegens grootere levendigheid meer mutaties
plaats. Zes debiteuren waarmede gesloten waren acht leeningen, bleven in gebreke in de nakoming
hunner verplichtingentot verkoop der door hen verbonden onderpanden werd krachtens de
onherroepelijke volmacht overgegaan. Slechts in een dezer gevallen was de opbrengst niet geheel
voldoende om daaruit ook ten volle de vergoeding voor de vervroegde aflossing verschuldigd, te
voldoen. Hoewel dus uit dien hoofde geen verliezen werden geleden, aangezien vorenbedoelde
mindere opbrengst slechts een winstderving tengevolge had, hebben wij toch, tengevolge van het
faillissement van een commissionair in effecten hier ter stede, op een gesloten prolongatie-post een
verlies te boeken van f 3708.44, welk verlies, zooals uil de winst- en verliesrekening blijkt, geheel
is afgeschreven. De achterstallige rente is op een bedrag van f 2275.na, waarvoor wij om
bizondere redenen tot den volgenden vervaldag uitstel hebben verleend, doch waarvan de betaling
behoorlijk gewaarborgd is, geheel aangezuiverd.
5