AMSTERDAM, 2 April 1921.
Aan de
Aandeelhouders der Bataafsche Hypotheekbank,
Hier.
De ondergeteekende verklaart hierdoor, de boekhouding Uwer instelling over het jaar 1920
in haar vollen omvang te hebben gecontroleerd en in orde bevonden.
Van de bestaande geldleeningen bleken de bewijsstukken aanwezig, met uitzondering van
een aantal leeningen, waarvan de desbetreffende bescheiden nog niet van de hypotheekkantoren
waren binnen gekomen. Van één post zal de rang van eerste hypotheek eerst uit de openbare
registers blijken na de tot standkoming van de gerechtelijke rangregeling.
Van de debiteuren werden hem de geteekende saldo-biljetten per 15 October 1920 ten bewijze
van accoordbevinding overgelegd.
Bovendien heeft hij zich, evenals vorige jaren, aan de hypotheekkantoren vergewist, dat
alle in 1920 gesloten en gecontinueerde leeningen overeenkomstig de aan de Bank berustende stukken
zijn ingeschreven.
Hij heeft voorts alle uitgelote en ingekochte, vernietigde pandbrieven met de pandbrief-
registers vergeleken en daarbij alles in de beste orde bevonden, terwijl ook de in 1920 opgekomen
coupons in natura door hem zijn geverifieerd.
De Jaarrekening, sluitende met een voordeelig saldo van 101.730.13®, werd door hem met
de boeken en bescheiden vergeleken en, ten bewijze van accoordbevinding, van zijne handteekening
voorzien.
De accountant,
TH. LI MP ER 6 Jr.
lid der Fa. TH. L. LIMPERG