Mijne Heeren
Wij hebben de eer U verslag uit te brengen over het boekjaar 1919, het dertigste sinds
onze vestiging.
In de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders, gehouden den 7 April 1919, werden
herbenoemd als Commissarissen de Heeren A. G. HUISKEN en Jhr. C. C. Th. SIX, welke heeren
hun mandaat weder hebben aanvaard, terwijl laatstgenoemde door het College van Commissarissen
werd herbenoemd tot lid van den Raad van Toezicht.
In het Bestuur had geene verandering plaats.
Volgens het rooster zijn thans aan de beurt van aftreding als Commissarissen, de Heeren
C. F. OVERHOFF Jr. en Mr. C. P. ZAAIJER.
Het afgeloopen jaar leverde weder gunstige bedrijfsresultaten op. De levendigheid in den
handel in onroerend goed nam nog toe, waarvan wederom veel mutaties het gevolg waren. Voor
de daardoor vrijgekomen gelden bestond ruime vraag, zoodat daarvoor gemakkelijk plaatsing werd
gevonden. Geen enkele maal behoefden wij tot verkoop krachtens de onherroepelijke volmacht over
te gaan. De Bank bezit ook thans geen onroerend goed.
Omtrent den omzet van pandbrieven kan het volgende worden vermeld.
Aan 5 pCt. pandbrieven werd gecreëerd ƒ111.000.makende met het saldo in portefeuille
op uit0 December 1918 ad 10.600.—, een bedrag van ƒ121.600.—, terwijl ingekocht werd
ƒ83.100.—, tezamen alzoo ƒ204.700.—. Verkocht werd een bedrag van 194.300.—, zoodat in
portefeuille bleef 10.400.—. Een bedrag van 13.600.— werd uitgeloot.
Aan 4'/2 pCt. pandbrieven werd gecreëerd 84.000.—, makende met het saldo in portefeuille van
het vorige jaar ad ƒ67.500.— een bedrag van ƒ151.500.—. Ingekocht werd ƒ44.800.— waarvan
ƒ3000.werd uitgeloot, bleef tezamen ƒ193.300.—. Verkocht werd een bedrag van ƒ104.600.—,
zoodat in portefeuille bleef 88.700.Een bedrag van 26.700.werd uitgeloot.
Van de 4 pCt. pandbrieven werd ingekocht ƒ192.000.—, makende met het saldo in portefeuille
van ƒ7.400.op 31 December 1918 199.400.Hiervan werd verkocht 168.900.— en geroyeerd
ƒ8.000.—, zoodat in portefeuille bleef 22.500.—. Een bedrag van 113.400werd uitgeloot.