7
C, D en E. Uitgeloot werden respectievelijk ter aflossing op 1 Juli, 1 Augustus en 17 November
1938 1.707.800.ƒ3.769.000.—; ƒ1.993.400.terwijl, nadat zulks reeds per 1 September
1938 was geschied, voor een bedrag ad ƒ626.500.—, het restant onzer 4% pandbrieven
ad ƒ2.009.350.— per 1 December 1938 aflosbaar werd gesteld, na welken datum mitsdien
nog enkel 31/2 pandbrieven uitstonden.
Voor de houders van uitgelote of aflosbaar gestelde stukken werd de mogelijkheid
opengesteld deze te converteeren in 372% pandbrieven 100V2
Hoewel de beschikbare gelden met het oog op de vrijwel het geheele jaar doorloopende
aflosbaarstellingen moesten worden aangehouden tot dekking van de daaruit voortvloeiende
verplichtingen, was het, voor zoover deze voor uitzetting op hypotheek beschikbaar gesteld
konden worden, door de groote geldruimte in dit jaar, daarvoor moeilijk behoorlijke beleg
gingen te vinden. Toch hebben wij, zooals reeds boven gemeld, vooral door het groote bedrag
aan continuaties voor 7.255.750.— aan leeningen gesloten tegen 4.381.950.— in 1937.
Hoewel ook dit jaar zich bij onze debiteuren in verband met de nog steeds heerschende
omstandigheden af en toe nog wel eens moeilijkheden bij de betaling van de bedongen renten
en aflossingen voordeden, mochten wij tot ons genoegen ook dit jaar daarin een verder voort
gaande verbetering constateeren, waardoor de bestaande achterstand kon inloopen. Verreweg
de meeste onzer debiteuren, bleken in staat het verschuldigde regelmatig te voldoen. Gezien
dan ook de reeds vroeger op de achterstallige rente toegepaste afschrijving en de daarop
verrichte afboeking, loopt onze Bank naar ons oordeel met het resteerende bedrag ad 27.844.10
geen risico. Wat de periodieke aflossingen betreft, daarvan is, mits zulks op zich zelf redelijk
was, in sommige gevallen ook dit jaar vrijstelling verleend.
De dotatie aan het Statutair Reservefonds uit de winst 1937 ad 1.388.89 benevens
de vrijgekomen gelden door uitloting van effecten, werden wederom in effecten belegd. Door
koerswinst vermeerderde de balanswaarde der effecten waarin het fonds is belegd met
2.440.05, welk bedrag wij hebben bijgeboekt op de Reserve voor Koersverschillen op die
effecten. Zooals hierboven reeds vermeld stellen wij voor de Extra Reserve en de Reserve
voor diverse doeleinden samen te voegen tot een Algemeene Extra Reserve en de rente
gekweekt van het Statutair Reservefonds, alsmede die berekend over de Extra Reserve, ten
gunste van deze reserve te brengen. Eveneens stellen wij voor van deze reserve af te boeken
de bedragen welke op bladzijde 20 nader zijn omschreven en haar te versterken met 98.500.—
waardoor zij komt op 687.843.37.
Gedurende het afgeloopen jaar moest de Bank 4 maal gebruik maken van het recht
van executie krachtens art. 1223 B. W., 3 maal tengevolge van verzuim in de betaling der
renten en 1 maal wegens beslaglegging door derden. In 3 gevallen was de opbrengst voldoende
om onze vordering te verhalen, terwijl in het 4e geval het betrokken onderpand werd
ingekocht.
Bovendien werd het onderpand van een leening van den curator in het betrokken faillis
sement onderhands overgenomen. Wij mochten er in slagen het grootste deel hiervan weder
van de hand te doen. Omtrent een en ander verwijzen wij naar de nadere gegevens op blad
zijde 16.
Op twee leeningen werd nog een verlies geleden ad 7.835.01 welk bedrag wij voorstellen
van de daarvoor bestemde reserve af te schrijven.
Hypotheken.
Reserves.
Executies en
Ingekochte
Onder
panden.