5 laatste gedeelte daarvan per 1 December 1938, na welken datum onze portefeuille mitsdien enkel nog bestond uit 372% pandbrieven. De koers van uitgifte van deze pandbrieven bleef gedurende het geheele boekjaar gesteld op 101% en de conversiekoers op 100V2%. Verreweg de meeste houders van de uitgelote en aflosbaar gestelde stukken maakten van de gelegenheid tot conversie gebruik. In totaal werd geplaatst en omgewisseld voor 16.426.300.terwijl door uitloting en inkoop voor 19.048.350.aan den omloop werd onttrokken. Ultimo 1933 bedroeg onze geheele pandbrievencirculatie 19.387.300.tegenover 22.009.350.per 31 December 1937. De omvangrijke conversies noodzaakten ons tot dekking van de bij de uitlotingen op ons genomen verplichtingen groote kassaldi beschikbaar te houden. Dit gaf uiteraard een beduidend renteverlies, daar door de banken nagenoeg geen rente werd vergoed. De groote geldruimte en de daarmee verband houdende rentedaling werkten stimuleerend op de vraag naar onroerende goederen voor beleggingsdoeleinden, hetgeen uiteraard een gunstige invloed had op de waarde daarvan. Was dit voor ons bedrijf een gunstige factor, de groote ruimte op de geldmarkt werkte remmend op het verkrijgen van goede hypotheken. Wij namen wederom bij het sluiten van nieuwe leeningen en bij continuaties groote voorzichtigheid in acht. Voor de gelden, die vrij kwamen door den afloop en door de periodieke en vervroegde aflossingen van leeningen, kon, mede tengevolge van de groote concurrentie op de hypotheekmarkt, niet altijd even gemakkelijk een acceptabele wederbelegging gevonden worden, al was het bedrag aan nieuwe leeningen grooter dan over het vorige jaar. Het totaal der uitstaande leeningen bedroeg aan het einde van het boekjaar 19.699.820.88 tegenover 21.261.815.24 van het vorige jaar. In het geheel werd in 1938, met inbegrip der continuaties, voor 7.255.750.42 aan hypotheken gesloten, verdeeld over 217 leeningen (tegen 125 leeningen ad 4.381.950.— in 1937). Deze posten werden, gelijk al onze leeningen, gesloten voor een tijd van 5 jaar. Bij tuinderijen, bollenlanden, groote gebouwen, bioscopen, hötels en dergelijke minder courante onderpanden heeft de Bank geen belang. Ook dit jaar voldeden verreweg de meesten onzer debiteuren vlotweg aan hun verplich tingen, terwijl de bestaande achterstand in de betaling van rente en periodieke aflossingen in 1938 kon inloopen. De moeilijkheden, die zich af en toe nog voordeden, hebben wij, waar zulks eenigszins mogelijk was, door tegemoetkomende maatregelen weten te overbruggen. Zoo wel door deze maatregelen, die tot gevolg hadden, dat voor menigen debiteur de nakoming der verplichtingen jegens onze Bank werd verlicht, als door versterking van de waarborgen, welke wij menigmaal konden verkrijgen in den vorm van bijverband, persoonlijke zekerheidsstelling e. d., is zoo langzamerhand een groot deel van de posten, welke tengevolge van de economische crisis van de achter ons liggende jaren bijzondere bemoeiingen noodig maakten, weer tot normaal loopende leeningen gebracht. De gunstige gevolgen daarvan teekenen zich af in het betrekkelijk klein aantal executies, dat onvermijdelijk bleek, nl. 4, tegen 8 in 1937. In één geval hebben wij het raadzaam geacht het onderpand in te koopen. Bovendien werd het onderpand van één leening ondershands door ons van den betrokken faillissementscurator overgenomen, waarvan echter het grootste gedeelte weder van de hand kon worden gedaan. Een en ander wordt hieronder nog nader toegelicht. Ofschbon onze ingekochte onderpanden te boek staan voor een waarde, die, zooals in onze vorige verslagen nader is vermeld, aanmerkelijk lager is dan de schatting van bekende taxateurs, willen wij in dezen post een reserve vormen, waarom wordt voorgesteld daarop ƒ250.000 af te schrijven en wel ƒ68.000.uit de winst en het restant ad 182.000.uit de reserve. In bijlage V van dit verslag wordt een specifieke omschrijving der betrokken panden gegeven.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Algemeene Friesche Hypotheekbank | 1938 | | pagina 7