Een en dertigste boekjaar. Mijne Heerenl Hierbij hebben wij de eer U aan te bieden het verslag van den toestand der Bank en van hare verrichtingen gedurende het afgeloopen jaar met bijvoeging van het rapport, opgemaakt door het Accountants-Kantoor Joh. Doornbos te Groningen, als resultaat van het door dat Kantoor ingesteld onderzoek omtrent de gevoerde administratie over 1930 en den stand der Vennootschap. In de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders, den 19 Maart 1930 gehouden, werden de balans en winst- en verliesrekening over het boekjaar 1929 goedgekeurd en het dividend op 23% vastgesteld. Aan het gedétailleerd verslag van de verrichtingen in het afgeloopen jaar wenschen wij wederom enkele opmerkingen van algemeenen aard te doen voorafgaan. Het geheele jaar door werden door ons 4| pandbrieven verkrijgbaar gestéld, aanvanke lijk mede nog 5 pandbrieven. De uitgiftekoers der 4J pandbrieven wisselde van 98 tot 101% en die der 5% stukken van 100tot 101%. De inkoopkoers onzer 4% pandbrieven aanvankelijk 90% werd in den loop van het jaar verhoogd tot 94%. Het bedrag dér in omloop zijnde pandbrieven nam toe met 2-708.800.—, ondanks de omstandigheid, dat voor een bedrag van 1.214.500.door uitloting en inkoop aan den omloop is onttrokken. Behalve door den verkoop van pandbrieven en door bij de akten bepaalde periodieke aflossingen op de leeningen, kregen wij ook door het vervroegd aflossen van leeningen gelden te onzer beschikking en wel een bedrag van 5.410.511.(in 1929: 2.280.917.Bovendien liep, wegens het verstrijken van den termijn, waarvoor ze waren gesloten, voor een totaal bedrag van 2.290.890.— (in 1929: 1.498.485.—) aan leeningen af, waarvan een belangrijk deel door ons op nieuwe voorwaarden werd verlengd. Ook in dit jaar werden door ons de onderpanden der leeningen, welke hij de grootere leeningen steeds bestonden in een complex van perceelen, in hoofdzaak gevonden in courante woonhuis- en winkelpanden in de groote steden. De rente, welke wij daarvoor konden bèdingen, aanvankelijk nog 5J%, is daarna in de meeste gevallen 5J% en 5|% geweest. De belangrijke uitbreiding, welke ons bedrijf in het afgeloopen jaar heeft ondergaan, gepaard aan de omstandigheid, dat wij opnieuw voor verliezen gespaard gebleven zijn, heeft ten gevolge gehad, dat het winstcijfer in vergelijking met voorafgaande jaren vrij aanzienlijk is toegenomen. In de eerste plaats heeft de totaal op den dienst der leeningen genoten provisie 174.322.94 bedragen tegenover 115.440.96 in het jaar tevoren. Daarnaast is ook de rentewinst vooruitgegaan, welke n.1. in het afgeloopen jaar 193.271.04 heeft bedragen tegenover 179.685.80 in 1929. Het surplus van de gemiddelde hypotheekrente der uitstaande leeningen boven de ge middelde rente van de in omloop zijnde pandbrieven bedroeg op 31 December van het verslagjaar 0.7002%. Het netto-winstcijfer bedraagt 285.758.44 tegenover 213.706.33 in 1929. Evenals het vorige jaar achten wij het gewenscht het nadeelig saldo aan koersrekening ad 58.913.54 geheel uit de gemaakte winst af te schrijven. Daarbij wordt voorgesteld het dividend andermaal met één percent te verhoogen en te brengen op 24 terwijl de winst ons bovendien in staat stelt onze reserves wederom aanzienlijk te versterken. Op de laatste pagina van het verslag is een overzicht opgenomen van de bedrijfsresultaten onzer Bank van het jaar van de oprichting af. Algemeen Overzicht Maatschap- Wegens de uitbreiding die ons pandbrieven-kapitaal had ondergaan werd in het najaar Kapitaal, overgegaan tot het houden van een inschrijving op 500.000.— nieuwe aandeelen, waarop

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Algemeene Friesche Hypotheekbank | 1930 | | pagina 6