Drie en twintigste Boekjaar. Mijne Heeren Ingevolge art. 46 der Statuten hebben wij de eer U hierbij aan te bieden het verslag van den toestand der Bank en van hare verrichtingen gedurende het afgeloopen jaar met bij voeging van het rapport, opgemaakt door den heer Joh. Doornbos, accountant te Groningen, als resultaat van het door hem ingesteld onderzoek omtrent de gevoerde administratie over 1922 en den stand der Vennootschap. In de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders, den 8 Maart 1922 gehouden, werden de balans en winst- en verliesrekening over het boekjaar 1921 goedgekeurd, het divi dend op 15 °/o vastgesteld, terwijl daarin als Commissarissen werden herkozen de heeren H. Becjcker Andreae en N. T. Albarda, die beiden hunne herbenoeming aannamen. In diezelfde vergadering werd in de vacature wijlen Mr. I. Wolff voorzien door de benoeming van den heer Mr. J. T. Linthorst Homan te Assen, Commissaris der Koningin in de provincie Drenthe, terwijl daarin besloten werd om de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer Jhr. A. H. J. H. Michiels van Kessenich, voorloopig onvervuld te laten. Thans zal U worden voorgesteld in deze vacature te voorzien. Dit jaar treedt volgens rooster af de heer J. J. Th. Blijdenstein, dien wij de eer hebben U voor herbenoeming aan te bevelen. In den loop van dit jaar heeft ons medelid, de heer H. Beucker Andreae het oogenblik gekomen geacht zijn taak aan een jongere kracht af te staan. Wij hebben met leedwezen van zijn besluit kennis genomen en begrijpen, dat het hem veel moet gekost hebben afscheid te nemen van een taak, welke hij van de oprichting der Bank af met zooveel toewijding en bekwaamheid heeft vervuld. Wij hopen intusschen, dat de Bank nog vele jaren van zijn adviezen als Commissaris zal mogen profiteeren. In zijn plaats nam de heer H. Eisma, die reeds verscheidene malen onze vergaderingen als plaatsvervangend lid had bijgewoond, als lid in onzen Raad zitting. Het verslag der verrichtingen in het afgeloopen jaar wenschen wij wederom te doen voorafgaan door eenige algemeene opmerkingen over den gang van ons bedrijf. De onzekere tijdsomstandigheden, welke ook voor ons bedrijf een meer dan ooit voor zichtige gedragslijn voorschrijven, hebben ons er dit jaar toe geleid niet in het bijzonder te streven naar uitbreiding van onzen omzet. Vandaar dat dan ook de vooruitgang in uitstaande pandbrieven geen grooten omvang heeft aangenomen. Over het afgeloopen jaar heeft nJL die vooruitgang slechts f 357.050.bedragen tegen f 1.073.100.over het jaar tevoren. De daling van den rentestand die ons in het laatst van het aan het verslagjaar voor afgaande jaar deed besluiten de uitgifte der 6% pandbrieven geheel stop te zetten, scheen aanvankelijk tot staan te komen, zoodat wij mede in verband met het koersverlies, dat wij bij Algemeen Overzicht.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Algemeene Friesche Hypotheekbank | 1922 | | pagina 5