6 was in 1920 nagenoeg hetzelfde als in 1919, n.1. 550.100 tegen 550.050.— in 1919, zijnde respectievelijk 5.62 en 5.53 procent van het op 31 December 1920 en 1919 uitstaand bedrag aan pandbrieven. Hoewel de uitloting pari onzer 41/*%, 5% en 6°/0 pandbrieven en de conversie van een aantal 4% pandbrieven' in uitlootbare 4Vr% pandbrieven aan pandbriefhouders de zekerheid geven dat zjj binnen afzienbaren tijd hunne in onze pandbrieven belegde gelden integraal terug ontvangen, meenen wij tevens door vlotten inkoop zooveel mogelijk tegemoet te moeten komen aan de belangen van onze pandbriefhouders, die op een zeker tijdstip hunne pandbrieven te gelde willen maken. ook dank zij den ijver van onze agenten, vrij gemakkelijk plaatsing. De per 1 Mei en 1 November verschenen renten en periodieke aflossingen kwamen wederom zeer vlot binnen, terwijl slechts aan één debiteur voor een gering bedrag vrijstelling van periodieke aflossing werd verleend. Op 31 December 1920 waren de verschuldigde renten en periodieke aflossingen geheel voldaan, met uitzondering van die op één leening, waarvan de schuldenaar op dat tijdstip in staat van faillissement verkeerde. De loop van den inmiddels reeds aangevangen executorialen verkoop heeft ons reeds de zekerheid gegeven, dat uit de opbrengst onze geheele vordering met renten en kosten zal worden voldaan. de gemaakte rente en vrijgekomen gelden door uitloting van effecten, werden belegd in schuld brieven van een zoo korten looptijd, dat daarop koersverlies uitgesloten kan worden geacht. De nog verder plaats gehad hebbende koersdaling der effecten deed wederom de balanswaarde van het fonds verminderen en wel met ƒ7.349.37, terwijl de gekweekte rente ad ƒ7.401.78 aan het fonds werd toegevoegd. De overeenkomstig het besluit van de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders gecreëerde extra-reserve werd met 14.500.— verhoogd. De voor verliezen op den dienst der pandbrieven gekweekte reserve ad ƒ5.856.69 behoefde in dit jaar niet alleen niet te worden aangesproken, doch, aangezien de koersrekening-pandbrieven, na aftrek van alle koersverliezen, zegelkosten, drukkosten en noteeringskosten nog een voordeelig saldo aangeeft van ƒ37.303.67 is deze reserve thans opgevoerd tot ƒ43.160.36. loting plaats van 60.000.— 4% pandbrieven, welke uitsluitend in de maanden Juni en Juli verwisselbaar werden gesteld tegen 4M uitlootbare pandbrieven, zonder koersverrekening en zonder bijbetaling van kosten. In totaal werden hiervan ter conversie aangeboden ƒ49.500.— 4 pandbrieven. Het ligt in onze bedoeling evenals in vorige jaren de niet aangeboden stukken bij de volgende loting wederom in aanmerking te doen komen. ten overstaan van notaris Mr. A. W. Koch te Leeuwarden de tweede jaarlijksche uitloting plaats van 4M en 5% pandbrieven. In totaal werd uitgeloot voor een bedrag ad 158.200.— 4M pandbrieven en 115.900.— 5% pandbrieven, welke stukken per 1 Juni 1920 pari aflosbaar werden gesteld. Hypotheken. De in het afgeloopen jaar voor uitleening beschikbare gelden vonden in het algemeen, Reserves. De dotatie aan het Statutair Reservefonds uit de winst 1919 ad ƒ10.240.benevens Conversie. Ingevolge het in 1913 genomen besluit had in onze vergadering van 29 Januari 1920 de Uitloting. Ingevolge het in 1918 genomen besluit had in onze vergadering van 29 Januari 1920

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Algemeene Friesche Hypotheekbank | 1920 | | pagina 8