4 tot het aangaan van geldleeningen tegen 51/* */o en zelfs 6 o/o rente, in het thans achter ons liggende jaar heeft de stijging der rente, waarvoor die lichamen zich crediet konden verschaffen, nog verderen voortgang gemaakt, zoodat in de laatste helft van dat jaar een rentetype van 7 o/o voor die soort leeningen regel was geworden. Het spreekt van zelf, dat hiermede moest gepaard gaan een daling van den prijs, waarvoor wij onze Pandbrieven verkrijgbaar konden stellen. Al zeer spoedig in het jaar moesten wij onze 5 o/0 Pandbrieven onder den parikoers uitgeven, terwijl in het midden van het jaar de koersen van uitgifte onzer 5 o/0, 41/* °/o en 4 °/o Pandbrieven reeds waren gedaald tot respectievelijk 97 °/o, 89 o/0 en 81 oj0. He geringe aftrek, dien onze Pandbrieven op deze koersen, in verband met het steeds hooger wordende renteniveau vonden, deed ons besluiten tot het uitgeven van Pandbrieven van een hooger rente- type, zoodat wij in September voor het eerst, naast de evengenoemde soorten, 6 o/0 Pand brieven, tegen een koers van 100 o/0 verkrijgbaar stelden. Op dezen koers vonden de nieuwe Pandbrieven gedurende de overige maanden van het jaar plaatsingdaarmede ging een nog verdere daling van den uitgiftekoers van de overige soorten gepaard, zoodat deze aan het einde van het jaar was gekomen op respectievelijk 95 o/0, 87 V* °/o en 80 o/o. Het evengenoemd verschijnsel is oorzaak geweest, dat de Pandbrievenverkoop in het afgeloopen jaar niet zoo vlot is geweest, als we dat in de laatste jaren gewend waren. Het bedrag van de in omloop zijnde Pandbrieven was op 31 December 1920 9.787.900.tegen 9.941.350.op ultimo 1919, een vermindering dus van 153.450.Wanneer men bedenkt, dat in het afgeloopen jaar voor een bedrag van ƒ260.300.van onze 41/* o/o en 5 o/o Pand brieven pari is uitgeloot, dan blijkt, dat, toch nog voor f 106.850.meer aan Pandbrieven is verkocht dan ingekocht. Niettegenstaande dezen geringen vooruitgang van den afzet onzer Pandbrieven, kunnen wij toch de in het jaar behaalde resultaten alleszins bevredigend noemen. Yoor een goed deel als gevolg van den nog steeds aanhoudenden woningnood, werd een zoo groot aantal leeningen binnen den daarvoor gestelden termijn afgelost, als nog in geen jaar tevoren bij onze Instelling is voorgekomen. In het geheel kwam op deze wijze voor nieuwe leeningen vrij een bedrag van ƒ1.721.782.50, d.i. nog ƒ492.761.meer dan in 1919, terwijl door afloop van leeningen en periodieke aflossingen bovendien beschikbaar kwam een bedrag van 1.224.205.22. En hier deed zich de voor ons bedrijf gunstige zijde van den oploopenden rentestand kennende vrijgeko men gelden konden het geheele jaar door tegen belangrijk hoogere rente dan waarvoor de af geloste leeningen liepen, worden uitgezet. De rente n.1. welke wij voor leeningen konden be dingen, is slechts korten tijd onder 6 °/o geweest. In den zomer steeg zij tot 6 'U °/o, terwijl wij daarna al spoedig konden overgaan tot het uitleenen tegen 6 Va °/o rente, op welke hoogte de hypotheekrente zich gedurende de overige maanden van het jaar heeft kunnen handhaven. Een en ander heeft tengevolge gehad, dat de behaalde winst over het jaar, in verge lijking met voorafgaande jaren, vrij aanzienlijk is toegenomen. Niet alleen is aan provisie voor vervroegde aflossing een belangrijk bedrag verdiend, maar bovendien is ook het surplus van de gemiddelde hypotheekrente der uitstaande geldleeningen boven de gemiddelde rente voor de in omloop zijnde Pandbrieven aanmerkelijk toegenomen. Op 31 December 1920 bedroeg dat surplus 0.788 «/o tegen 0.527 o/o op 31 December 1919. Bij het onderzoek van de ingekomen aanvragen gingen wij ook dit jaar met de uiterste voorzichtigheid te werk en zorgden wij er voor om voor de af te sluiten hypotheken een zoo groot mogelijke overwaarde te bedingen. Was dit laatste gebiedende eisch wegens de onzeker heid, hoe in de naaste toekomst de waarde van onroerende goederen zich zou ontwikkelen, aan den anderen kant werd ons dit gemakkelijk gemaakt door de groote vraag naar hypothe-

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Algemeene Friesche Hypotheekbank | 1920 | | pagina 6