financieele voordeelen in den vorm van vele provisie’s voor vervroegde aflossing, aan den na
deren kant moesten de vrijgekomen gelden weer uitgezet worden tegen in de eerste drie kwar
talen vaak lagere rente, terwijl de steeds meer opgedreven prijzen der onroerende goederen
de waardebepaling van de aangeboden onderpanden uiterst moeilijk maakten.
Evenals het vorige jaar bleven wij de ingekomen aanvragen steeds aan een streng
oordeel onderwerpen, beperkten den termijn van de leeningen zooveel mogelijk, opdat bij het
afloopen van de leeningen binnen niet al te langen termijn opnieuw het bedrag van de ver
strekte hypotheek bepaald kan worden in verband met de dan mogelijk mindere waarde van de
verbonden onderpanden en bleven wij bij onze taxateurs op uiterste voorzichtigheid aandringen.
In totaal werd in het afgeloopen jaar voor ruim 1.229.021.-vervroegd afgelost te
gen 1.239.757.in 1918.
Het grootste gedeelte van het jaar bleef de hypotheek-rente ongeveer 5’/*%; nä den
zomer echter begon de vraag naar hypothecair crediet de beschikbare middelen te overtreffen
en steeg de rente tot 514 en 53/a terwijl het zeer de vraag is of hiermede het hoogste
punt bereikt is.
In verband met deze hypotheek-rente boven de 5% konden wij gedurende het geheele
afgeloopen boekjaar 5% Pandbrieven beschikbaar stellen.
De koers van uitgifte bleef onveranderd op 100%, tegen welken koers wij geregeld
afnemers vonden. De koersen van afgifte onzer 4%. en 414% Pandbrieven, welke in het begin
van 1919 respectievelijk 8814% en 9614% waren, moesten in den loop van het jaar geleidelijk
teruggebracht worden tot 87% en 95%.
Hoewel in het afgeloopen jaar vele Gemeenten en Provinciën overgingen tot 514
en zelfs 6% Geldleeningen, welke uitgiften natuurlijk het algemeene rente-niveau deden stijgen
en eene scherpe koersdaling veroorzaakten in de koersen der lager rento-gevende obligatie’s,
hebben onze Pandbrieven, evenals die der andere Nederlandsche Hypotheekbanken, zich ver boven
deze koersen kunnen handhaven en vonden tegen deze in vergelijking hooge koersen nog gere
geld plaatsing onder het geldbeleggend publiek.
Het winstcijfer steeg na ruime afschrijving op ons nieuwe kantoorgebouw en meubilair
tot 60,126.4814 tegen ƒ49.726.55 over 1918. Evenals vorige jaren zou dit winstcijfer een be
langrijk hooger dividend toelaten, maar, waar de naaste toekomst verre van rooskleurig schijnt en
algemeen verwacht wordt dat zeer moeilijke tijden ook voor ons land zullen aanbreken, waar
van ons bedrijf mede den terugslag zal ondervinden, achten wij ons verplicht geen hoogere
dividend-uitkeering dan over 1918 voor te stellen, waardoor wij in staat zijn onze reserves zooveel
mogelijk te verhoogen. Temeer is eene belangrijke dotatie aan de reserves gewenscht, waar
onze statutaire in effecten belegde reserve, tengevolge van de groote koersdalingen der obligatie’s,
aanzienlijk achteruit is gegaan. Wel is waar zullen deze koersverliezen op den duur ingehaald
worden door de uitloting pari en hebben wij bij onze laatste beleggingen door het aankoo-
pen van één-jarige schatkistbiljetten een koersverlies hierop voorkomen, maar op het oogenblik
hebben wij toch rekening te houden met de reëele waarde van ons fondsenbezit.