11
De in 1918 gesloten leeningen zijn te verdeelen als volgt
A. Naar de grootte.
tot
en
met 1.000.
6 leeningen
tot
een
bedrag
van
3.475.-
hooger dan
1.000.-
5.000.—
43
9
9
134.450.—
9
9
9
5.000.—
10.000.—
40
9
9
304.150.-
9
10.000-
25.000.—
55
9
9
897.330.-
25.000.-
9
50.000.—
15
r
530.000.—
9
9
50.000.-
75.000.—
2
9
9
133.000.-
75.000.-
„100.000.—
2
185.000.—
9
100.000.-
1 leening
9
400.000.-
Totaal
164 leeningen
9
ƒ2.587.405
B. Naar de wijze van aflossing.
10 leeningen voor een zeker aantal jaren vast 135.500.
154 met periodieke aflossingen„2.451.905.
Totaal 164 tot een bedrag vanƒ2.587.405.—
C. Naar de ligging van het onderpand.
Friesland43 leeningen tot een bedrag van 326.625.
Rotterdam34 957.300.
Zuid-Holland (behalve Rotterdam
en ’s-Gravenhage)
25
439.750.-
Amsterdam t
24
342.730.—
Noord-Holland (behalve Amsterdam)
20
168.000.—
’s-Gravenhage
15
314.000.—
Gelderland
3
39.000.—
Totaal
164
ƒ2.587.405.-
Kaar den
rentevoet.
76 leeningen 43/4 c/> tot een
bedrag
van
ƒ1.017930.-
72 5
894.075.—
16 1 51/« 1 1
675.400.—
Totaal 164
ƒ2.587.405.—
(Gemiddelde rente A966) (v. j. 4.828).
f
f
17
n
n
17
n
17
r
17
tf
17
17
17
n
n
77
17
1)
17
n
9
17
17
77
1)
17
17
9
17
17
n
17
n
17
17
17
m
17
17
77
n
17
n
r>
17
9
17
17
17
17
17
11
11
11
ii
11
11
n
11
ii
11
11
V
11
11
11
11
ii
ii
11
11
11
ii
11
11
fl
11
ii
11
D
11
11
11
11
11
11