Mijne Heeren
Zeventiende Boekjaar.
Ingevolge art. 46 der Statuten hebben wij de eer U hierbij aan te bieden het verslag
van den toestand der Bank en van hare verrichtingen gedurende het afgeloopen boekjaar met
bijvoeging van het rapport opgemaakt door de H.H. Th. L. Limperg, accountants te Amster
dam, als resultaat van het door hen ingesteld onderzoek omtrent de gevoerde administratie over
1916 en den stand der Vennootschap.
In de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders den 11 Maart 1916 gehouden, werden
de balans en winst- en verliesrekening over het boekjaar 1915 goedgekeurd, het dividend op
9 °/o vastgesteld, terwijl verder als Commissarissen werden herkozen de H.H. H. BEUCKER
ANDREiE en Th. M. Th. van WELDEREN Baron RENGERS.
Beide Heeren namen hunne herbenoeming aan.
Thans treedt volgens rooster af de Heer Jhr. A. H. J. H. MICHIELS van KESSENICH,
dien wij de eer hebben U voor herbenoeming aan te bevelen.
Voordat wij U een gedétailleerd verslag van de verrichtingen in ’t afgeloopen jaar
geven, meenen wij op eenige belangrijke feiten van algemeenen aard Uwe aandacht te moeten
vestigen.
Terwijl de oorlog steeds feller om ons heen bleef woeden en steeds nieuwe volken in
den maalstroom werden meegesleurd, mocht ons land in vrede zijn arbeid voortzetten en niet
tegenstaande den algemeenen druk van den oorlog, in verschillende takken van bedrijf eenen
betrekkelijk en bloei aanschouwen. Hoewel de bloei in het hypotheekbankbedrijf niet direct
tengevolge van de oorlogsconjunctuur ontstaan is, mogen wij toch wel aannemen dat de groote
uitbreiding van ons bedrijf ook in het afgeloopen jaar voor een deel haar oorzaak vindt in de,
mede tengevolge van den oorlog, verhoogde belangstelling bij het naar belegging zoekend
publiek voor Nationale, soliede fondsen, waaronder in het bijzonder pandbrieven van Hypo
theekbanken. En dat bij deze vraag naar dergelijke fondsen ook onze instelling zoo ruimschoots
het vertrouwen heeft genoten stemt ons tot groote tevredenheid.