11
Executic’s
Gedurende het afgeloopen jaar moest de Bank slechts tweemaal gebruik maken
van het recht van executie krachtens art. 1223 B.W., één keer in geval van faillisse
ment, en één keer tengevolge van beslag.
Terwijl bij de eerste executie in het begin van 1915 de veiling nog zeer gedrukt
werd door de buitengewone omstandigheden, zoodat uit de opbrengst onze vordering
voor hoofdsom, rente en kosten niet meer dan even betaald kon worden, was de op
brengst bij de tweede executie zelfs aanmerkelijk boven de taxatie.
Op geen der onderpanden werd opnieuw hypotheek verleend.
Door de Bank werd dus in ’t afgeloopen jaar geen verlies geleden.
Evenals vorige jaren geven wij hieronder de gespecificeerde cijfers der geëxecu
teerde leeningen.
Leening No.
Datum der leening.
Taxatie.
Verleend
bedrag.
Saldo der
leening.
Opbrengst.
424
31 October 1905
f 6.500.—
4.000.—
f 4.000.—
f 4.444.—
709
28 November 1910
17.730.—
12.000.—
4.000.—
9.066.
Voor het saldo der leening No. 709, was nog slechts verbonden een gedeelte
van het onderpand, in 1912 getaxeerd op f 7.200.—